Nationaal Park Lauwersmeer: een stukje wildernis tussen de provincies Friesland en Groningen. Restant van de voormalig Lauwerszee, die is overgebleven als open water en de omgeving af doet wisselen met ondiep water, slikkige oevers, wijde graslanden, uitgestrekte rietvelden en jonge moerasbossen. Na het afsluiten van het voormalige waddendeel Lauwerszee heeft de natuur op vele plekken vrij spel gekregen. De wildernis tussen Friesland en Groningen trekt jaarlijks honderdduizenden vogelaars, natuurminnaars en rustzoekers. Het Lauwersmeer en haar omgeving zijn uitgegroeid tot één van de rijkste vogelgebieden van Nederland.
500 jaar voor Christus had de mens zich al op de hoger gelegen delen van de voormalige zeearm bij de Lauwerszee gevestigd. Bij overstromingen bleven de hoger gelegen delen droog en zo ontstonden de terpen (Fries) of de wierden (Gronings). De menselijke populatie groeide en er was behoefte aan meer ruimte. Men begon met het bedijken van schorren en zeearmen en de drooggelegde gebieden werden ingepolderd tot vruchtbare landbouwgronden.
Na de stormramp in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 en de Kerstvloed van 1954 heeft men definitief besloten om de laatste zeearm van de wadden af te sluiten. Ondanks het verlies van stranden met zeehonden, koos men voor veiligheid. Het immens grote project werd gestart door Rijkswaterstaat.
Het gebied werd verdeeld in kleine terreinen. Een gedeelte van de vroegere Laauwerszee bleef open water, de hoger gelegen vruchtbare delen werden landbouwgebied, een gedeelte werd als militair oefenterrein ingericht en verschillende plaatsen werden ingericht voor recreatieve doeleinden. Op het grootste gedeelte kreeg de natuur vrij spel en ontwikkelde het gebied zich tot één van de rijkste vogelgebieden in Nederland.
Ondanks alle ingrepen van de mens zijn er weinig sporen overgebleven van de menselijke activiteiten. Hier en daar wordt de natuur door Staatsbosbeheer geholpen door bijvoorbeeld het vrijlaten van Konikpaarden en Schotse Hooglanders in het gebied, om de vegetatie in de open vlaktes kort te houden. Er zijn verschillende proefbossen aangelegd en die zijn nu uitgegroeid tot volwaardige moerasbossen.
De natuur blijft zich ontwikkelen. In het uitgestrekte landschap verblijven vele vogels. In het ondiepe water en de slikkige oevers foerageren vele steltlopers en eenden. De wijde graslanden bieden in de winter een goede verblijfplaats voor duizenden ganzen. De uigestrekte rietvelden bieden nestgelegenheid voor moerasvogels zoals de roerdomp en het baardmannetje. De aangelegde bossen op de voormalige zeebodem zitten inmiddels vol met leven in de vorm van reeën, vossen, hazen, konijnen, muizen.