Fochteloërveen is een van de hoogveengebieden die de turfindustrie van de Middeleeuwen heeft overleefd. Hierdoor en mede dankzij de inspanning van Natuurmonumten is ons landje een levend hoogveengebied rijker. Fochteloërveen staat bekend om zijn omvang die vergelijkbaar is met de omvang van de stad Utrecht. De vergezichten wisselen af met veenmossen, veenpluzien en grassen. Een typisch vochtig hoogveenlandschap.
Het schuivend ijs in de ijstijd heeft de lage landen een gevarieerdevorm gegeven. Zo'n 10.000 jaar geleden begon het ijs te smelten en er onstonden plassen, moerasssen en heuvels. In de loop der jaren begon er in de plassen veen te groeien. Door het groei proces van het veen onstond eerst laagveen en vervolgens volgroeide het tot hoogveen. Veen sterft Namelijk in de zuurstofarme onderkant af en groeit door op de zuurstofrijke bovenkant.
In de 17de eeuw werd de veenlaag geturfd en gebruikt als brandstof. Door de grote vraag onstond een ware turfindustrie en men begon structureel de veenlagen af te graven en te ontginnen. Om de natte veenlagen te ontvochten werden wijken (sloten) afgegraven om het water uit de veenlagen te ontrekken. Hierdoor kwam veen droog te liggen en werd het uitstekende brandstof. Door het opkomst van steenkool en de geisoleerde ligging van Fochteloërveen heeft het de turfindustrie overleefd.
In 1938 groeide het besef over het unieke karakter van het hoogveenlandgschap. Daarom besloten Natuurmonumenten en de Provincie Friesland het laatste deel van het Smilder veengebied op te kopen en te beschermen als natuurreservaat.
De inspanning van de natuurbeschermers heeft zijn vruchten af geworpen. Fochteloërveen is inmiddels een natuurreservaat met een omvang van de stad Utrecht. Het hoogveen is herstellende en er groeien ook bijzondere planten en dieren. Zoals kraanvogels die hier broeden, een bolwerk van slangen zoals adders en ringslagen en de heikikkers hebben hun weg naar het hoogveenreservaat gevonden.